Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [16]Vele varren hebben mij omsingeld, sterke [17][stieren] van [18]Basan hebben mij [19]omringd. 16. Of, grote, machtige varren. Versta de oversten van het Joodse volk, zijnde als sterke, lijvige, vette ossen en wrede, stotende stieren. 17. Het Hebr. woord betekent eigenlijk sterken, machtigen, maar wordt ook genomen voor stieren, ossen of bullen, gelijk afgenomen wordt uit Jes.34:7. Zie ook hfdst.50 vs.13; hfdst.68 vs.31. Jer.47:3. [waar het voor sterke guilen genomen wordt] en Jer.50:11. 18. Zie Deut.32:14. Ezech.39:18. Hos.4:16. Amos 4:1. 19. Hebr. alsof men zeide: kroonswijze omgeven, of bezet.